Peter Drehmanns
Gedichten

Astroloog

In zijn smoel
een tomtommond die weet
waar men is en terecht zal komen.
 
Op zijn schouder
een dwergpapegaai
die zich een ongeluk schatert.
 
Tussen zijn tanden
uiteengereten jachttrofeeën en
een trommelvuur van sms-verwensingen.
 
In het hart
stookhut en stoomgemaal
die godallemachtig drachtig
ossenbloed en leeftocht aftappen van
vrouwen bij de vleet.
 
Een vent uit één stuk, een kerel
van wanten en kettingen,
recht door zee en met een ransel vol
marsorders, beulskappen, fokmateriaal.
 
Hij komt, ziet en rochelt
zich een weg naar de ontvangkamers,
hij weegt, wrikt en plundert
de maskers, melkt de moraal,
bewaakt ten slotte de orde
met polijstpoeder en deugdoefeningen
in de vroege ochtend.
 
[gepubliceerd door De Revisor]

Bij de dood van stuntman Evel Knievel

Zijn verscheiden was een fiasco:
een zachte landing slechts
niets deksels gebroken, niets drommels beurs
of bont blauw.
 
Geen sprong over een aquarium vol
hamerhaaien en maagzweren,
geen fnuikende wurgseks
tussen Rubensiaans spul, geen parachute
die zich verslikte.
 
Geen lancering in een telescopische whiskyfles.
Geen schervengericht of gebarsten hart.
Geen omhelzing door prikkeldraad.
 
Gesmoord slechts in een harnas
van dor littekenweefsel en dof plaatstaal,
een medicinaal stilleven op het nachtkastje:
Seresta Tryptizol Efexor Seroxat Dulcolax
en Colon Clean
 
[gepubliceerd door Passionate]

Dit gedicht

zie dit ontstoken oog
omklonterd door vliegenfamilies
ziedend zoemend
driest zoekend naar rijm
naar het zweet van een betekenis
 
dit kommaloos tasten
naar waar het bindvlies barst
dit wriemelen te midden
van wat nog geen plaats heeft
 
gevonden tussen het pus
en het slijm van de syntaxis
opgeschud door een wild nee
een steigeren in de hitte
 
van het moment dat bloeddorstig
op verlossing wacht
 
[gepubliceerd in De Brakke Hond en
opgenomen in bloemlezing 4de
poëzieprijs Melopee]

Gemengd nieuws

Op die dag kwam een krant
heel bedeesd en boordevol
geweervuur op mij af
gedwarreld.
 
Een windstille dag was het,
een dag van lood-
recht vallende regen
en doordeweekse wolken.
 
Met bebloede vingers bladerend door
binnenlands belang en externe betrekkingen,
grensincidenten, heilige oorlogen
en andere bevriezingsverschijnselen.
 
Met ingezeept geweten marcherend door
probleemwijken, krachtenvelden, kansberekeningen,
en modderbaden van vermoorde onschuld,
sandwichspread smerend in onmiddellijke nabijheid
van kettingbotsingen, foltermethodes en
briljant verklankte wanhoop in de Vijfde Symfonie.
 
Door uitgebrande hartstochten en blauw
zwaailicht hinkelend, een zachtgekookt
ei op mijn tong, ten onrechte
gaf de arbiter een strafschop, op de A2
was een vrachtwagen gekanteld en de mijnenvelden
liggen te blaken wijd en zijd.
 
Reeds om 10.45 uur levensmoe
onder slecht doorbloede spaarlampen
tussen de regels sluipend,
het mes tussen de tanden,
de tanden tussen de lippen,
stuitend op in stilte begraven kantoorklerken,
gestopte volleyballers, afgezette bewindslieden
en aanhoudend zachte dagen rond de 8 graden.
 
Met dichtgevouwen krant de broodkruimels weg-
wuivend, morgen zijn er eerst opklaringen,
maar geleidelijk wordt het bewolkt
met plaatselijk, maar snel oostwaarts trekkende lichte regen.

[gepubliceerd door DW B]

Grow what you lack now

er waren dagen
dat het beter ging
dat er kabouterhuisjes
op de graven groeiden
en dat het niet
naar bloeddoorlopen mayonaise rook
 
er waren dagen
dat de koek nog een pact
wilde sluiten met het ei
dat de meisjes mij nog begieterden
met oogsproeisel
met hooggistende glimlach
 
maar gegeven de huidige omstandigheden
verkeer ik onontkoombaar
onder de Ludlum lezende luchtreizigers
en wacht op de vertrektijden
wacht op de dooilucht van de waanzin
 
[gepubliceerd in Poëziekrant]
 

Incasso

in de ochtend ontkom je niet
langer aan je tam geknarste tanden
aan de scherprechterlijke oogopslag
het natgeregende uitzicht
 
in de ochtend ontkom je
niet aan het lostrekken van de hechtingen
het openvouwen van de bouwplannen
niet aan het meisje dat naast je ligt
vermalen zaad tussen haar benen
de dood in haar mond
 
niet ontkom je in de ochtend
aan de optelsom
van de vervaldagen
aan de aandacht
van het grondpersoneel
aan de maalboezem van de brievenbus
en de mierendans rond wat je vergat
weg te gooien
in de avond

Nog zowat

en dat de conducteur steeds opnieuw
langskomt en je kaartje bekladt
en dat het stof nooit ophoudt
neer te dalen en dat het zicht beperkt
blijft rondkolken en dat de konijnen zachtjes
sudderen en dat je rechtop moet lopen
en dat de bitten beschuimd zijn
in de tuigkamer en de teugels onontwarbaar
en dat de paarden de stal niet meer ruiken
en dat het sneeuwt in het apenhuis
en dat mijn meisje haar vingers zoekt
in het lange gras bezijden de roofdierverblijven
en dat de rantsoenkaarten verkruimelen
tussen mijn tanden en geen touw meer valt
vast te knopen aan welke geloofsrichting
dan ook
 
[gepubliceerd door Het liegend konijn]

Omwenteling

toen ik nog aan speekseluitwisseling
deed, conservator van wolkenluchten
was en autobiografisch dacht
 
en in het onbedaarlijk gebaren der bomen
zetelde als in een bioscoopstoel
(de kauwgom eronder was wat je zag:
dagenlang bleef het kleven)
 
toen ik mij nog onderwierp
aan wortelkanaalbehandelingen dan wel toekomstplannen
niet wist dat er geen verschil bestond
dat de mooiste paarden bezeten worden
door vastgoedbeleggers, de mooiste meisjes
door stuurgroepleiders en waxinelichtvertegenwoordigers
 
toen men nog boeken las en kranten voor de afdaling
rond het borstbeen vouwde
en er nog doorgereden kon worden
dan wel verdwaald
 
toen stond ik op
een goede morgen op
en waste mijn handen
in schuld, in ongeloof
 
en voegde mij
tussen het interstellaire stof
bereid elke theorie te verwerpen
klaar om beschadigd te raken

Precisering

Ik ben niet degene
die zijn problemen mee naar huis neemt
ik ben niet de man in de trein
tussen alle anderen
niet degene die zijn bloed
te slapen legt in een kantoortuin
of plotgericht de clou incasseert.
 
Niet uitgediept tot bagger, niet geladen
met betekenis ben ik
niet de as die verstrooid
moet worden, niet een kind
van gescheiden ouders
of de zoon van een verstofte mijnwerker.
 
Weet wel: ik zit in mijn stoel
met miskende tepels en afgebrande vleugels
niet doodgeboren maar gewoon
ontoelaatbaar onteerd.
 
[gepubliceerd in Tirade]

Te bestemder tijd

Laten we naar de parken gaan
daar liggen gaan
met opengeknoopte hawaïhemden
tussen de onthoofde beelden
en het wiegelied van de schommels horen
en de wolken zich zien vergissen
in de hemel
totdat de nacht
de nacht die naar paardenzweet ruikt komt
en zich leeggrijnst
 
[gepubliceerd in De brakke hond]

Voor het aangezicht van Ezechiël

Een rood ski-jack
lag in de berm
en het waaide en al het gras –
er was iets met de rits
en het rook naar lachgas,
nee naar oud papier.
 
Een rood ski-jack zonder mens
lag in het gras.
Het had geregend
en de feiten spraken voor zich uit
en de auto’s reden
zwart en bijziend voorbij
 
alsof de graven niet
kalm op ons lagen te wachten
alsof geen slotsom ooit
wordt getrokken
zoals een gezonde kies wordt getrokken.

[gepubliceerd door DW B]

Wolvenplein

Hier zaten ze te zitten. Werden bewaard
voor betere tijden. Huilden
naar de overkant: wolven in luchtkooien.

Ieder had zijn nummer, zijn hoofdkap –
besmetting ongewenst; celstof
was men, papierpulp in de handen
van de willekeur – later werd het
veiligheidsglas doorzichtig, naar buiten
kijken mocht, prikkeldraad was daar,
een voortvluchtige wolk, gekapte bomen

en in de hoek steeds een reiswekker –
met ratelend kunstgebit telde hij
de uren de misstappen de pakkansen.

Daar ligt hij te liggen: een wolf die omziet
niet in wrok maar met gestilde blik
met zachte tanden
wachtend op bevruchting

(leesbaar op de gevel van voormalige Wolvenplein-gevangenis in Utrecht)